Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond [26]aan hun zielen een [27]magerheid. 25. Dat is, hetgeen waar zij om gebeden hadden, te weten vlees; Num.11:31. 26. Dat is, aan hunne personen; eigenlijk aan hunne lichamen. Alzo staat er ziel voor persoon; hfdst.105 vs.18. 27. Of, tering. Hij wil zeggen, zij aten wel, maar hadden er geen voedsel van; zij zijn van dat vlees niet vet geworden, maar mager, zolang totdat zij eindelijk geheel zijn verteerd geweest.